Zvi Eyal

Zvi Eyal

Thursday, April 23, 2015

Israel's 67e Onafhankelijkheidsdag - 23 april 2015


We hadden het voorrecht om bij de speciale gelegenheid te zijn waar twee van Zvi's kleinkinderen een fakkel aanstaken voor hun grootvader, Zvi Eyal.

 In de kleine synagoge in de Rova (Joodse kwartier), die trouwens een bijzondere geschiedenis heeft, kwamen we om 19.00 uur bij elkaar.


Joodse bewoners van de Rova die een bijzondere bijdrage geleverd hebben aan de Staat Israel, werden geeerd.


Toen het donker werd, en de herdenkingsdag van de gevallen soldaten en terreur slachtoffers ten einde liep en de nieuwe dag begon - die van Jom ha'Atsma'oet, Bevrijdingsdag, werd de vlag gehesen en het Hatikva, de Hoop, gezongen.


Het was steenkoud, en er woei een harde wind, maar ik had dit niet graag willen missen! 





Sunday, April 19, 2015

Mijn naam is Zvi Eyal

De onderstaande tekst komt van een PowerPoint presentatie tijdens de Yom haShoah bijeenkomst in Herzliah op 16 april 2015. De herdenking werd georganiseerd door ELAH. 

Mijn naam is Zvi Eyal. Ik ben op 1 november 1925 geboren als Harry Klafter. Mijn vader, Izaak Klafter, is in 1917 vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht om aan de dienstplicht te ontkomen. In de Lepelstraat in Amsterdam huurde hij een kamer bij een diamantslijpersfamilie, en trouwde vervolgens met een dochter des huizes, Ester Mok, mijn moeder.
Samen met mijn zes jaar oudere broer Manfred groeide ik op in Utrecht, waar mijn vader een fabriekje had in haarverzorgingsproducten. We gingen naar sjoel en kregen Joodse les. Daarnaast werd het zionisme met de paplepel ingegoten. Mijn vader was onder andere secretaris van het Joods Nationaal Fonds, en wij kinderen werden lid van de Joodse Jeugdfederatie.

Toen de oorlog uitbrak, zat ik op de hbs. Vanwege de Duitsers moest ik later overstappen naar de Joodse school. Over ons uiteindelijke lot had mijn vader geen enkele twijfel. Hij was voortdurend bezig met vluchtplannen.
Tijdens een tweede vluchtpoging, die ons naar Noorwegen had moeten brengen, zijn we op de Lemmerboot van Enkhuizen naar Stavoren gearresteerd. Mijn vader heeft de daaropvolgende tweenhalf jaar in de gevangenis gezeten en is via Theresienstadt naar Auschwitz getransporteerd en vermoord. 
Mijn moeder en ik zijn in januari 1942 naar Westerbork gestuurd. Tot de transporten begonnen, heb ik daar in een klasje geleerd. Maar vanaf de zomer moest ik werken, onder meer bij de bouw van barakken, in de landbouw of het ziekenhuis.
's Avonds zat ik in mijn eentje te studeren. Begreep ik iets niet, dan waren er tientallen professoren om me heen aan wie ik om uitleg kon vragen. Zo was dat in het kamp. Het gekke was ook dat ik in' 43 toestemming kreeg om het kamp te verlaten en mee te doen aan de externe examens van het Joods Lyceum in Amsterdam.
Eind '43 is mijn moeder naar Theresienstadt gestuurd. Ik bleef achter in Westerbork en kreeg midden '44 gezelschap van Manfred, die in de onderduik werd opgepakt. Net voor de laatste transporten zijn we samen gevlucht.
Met een heggeschaar heb ik overdag een onzichtbare opening in het hek gemaakt en 's avonds om negen uur, tegelijk met de sirene voor het appel, zijn we daardoorheen geglipt. We werden ontdekt en achtervolgd maar na uren rennen, waarbij we de spoorlijn als baken gebruikten, bereikten we tegen de ochtend Assen.
Tot de bevrijding zijn we in Amsterdam ondergedoken. 

Daarna heb ik me met mijn examenpapiertje bij de universiteit van Utrecht gemeld om chemie te gaan studeren. Maar als snel besloot ik dat ik naar Palestina wilde.
Ik heb me aangesloten bij een groep van de Joodse Brigade en ben na een enerverende boottocht in juni '46 met de Biria in Palestina aangekomen. Mijn broer Manfred heeft later alija gemaakt. Hij was een van de stichters van Elah en van Amcha.

Vanwege de Onafhankelijkheidsoorlog en de onlusten die eraan voorafgingen, bleef de studie een tijd liggen. In december 1947 heb ik me bij de Hagana gemeld, en tijdens de oorlog ben ik als officier in de technologische afdeling bij veel gevechten betrokken geweest.

In die tijd heb ik mijn vrouw leren kennen, Cheftsi, die zoologie studeerde en bij dezelfde legerafdeling was ingedeeld. We zijn in 1949 getrouwd en hebben drie kinderen gekregen, die zelf kinderen en soms ook al kleinkinderen hebben.

Omdat ik niet mijn leven lang in een laboratorium wilde zitten, ben ik overgestapt op medicijnen. Ik heb me als chirurg gespecialiseerd en was jarenlang hoofd van de afdeling in Hadassa Ein Karem, en ik doceerde als professor aan de universiteit. Dat waren drukke jaren; zo'n beroep kan je niet uitoefenen zonder dat het je helemaal in bezit neemt.

Wat het thema van vandaag betreft, de schrijver Chaim Behr vertelde in een lezing dat hij dagelijks met zijn overleden ouders praat. Dat lijkt mij een heel natuurlijk verschijnsel. Ik ken niemand die niet leeft met zijn verleden. Mensen willen het vervolg voelen, ze willen aansluiten in de rij der geslachten.
Ook ik spreek met mijn ouders en vraag me af hoe zij dingen zouden hebben beleefd. Ik woon in de oude stad van Jeruzalem en maak vaak lange wandelingen, door de Zionspoort naar de Hinnom vallei en verder. Als ze die betoverende omgeving eens konden zien!
Heel af en toe ga ik naar de synagoge om de hoek. Daar nodigden ze me dit jaar uit om met Simchat Tora chatan Tora te zijn. Ook dat bracht me meteen terug bij mijn vader en ontroerde me daarom enorm. 
In 1938 was hij chatan Tora met Simchat Tora, en hier ben ik, op de plek van mijn vaders dromen, levend in de rijke cultuur waar hij mij als kind mee heeft laten kennismaken, en die zich hier voor mijn ogen nog verder ontwikkelt.