|
Phantom straaljager |
Als Phantom* (straaljager) piloot van IAF (Israeli Air Force) Squadron 201 (ook wel
"One"- Een genoemd) had Itamar (de schoonzoon van Zvi en Hefzi) tijdens
de Jom Kipoer oorlog heel wat kameraden zien sneuvelen. Ondanks de gevaarlijke
missies kwam hij steeds weer veilig op de basis terug.
Tot die ene dag toen de
oorlog al ten einde liep – 21 oktober 1973.
Tijdens een achtervolging van een Syrische MIG werd hij aan de rand van
Damascus neergeschoten. Itamar en Gil
Haran, de navigator, gebruikten de schietstoel om zich in veiligheid te
brengen. Terwijl hij aan zijn parachute naar beneden zweefde probeerde Itamar
zich mentaal voor te bereiden op het moment van gevangenneming. Vanaf de grond
werden de Israëlische parachutisten echter beschoten door Syrische soldaten
terwijl vanuit de lucht ook uit Migs geschoten werd. (Een grove schending van 'gevechtsetiquette'
tussen piloten.)
De Syriërs bleven schieten. Itamar had inmiddels zeven schotwonden aan
benen en zijn hals. Hij zag een Syriër met getrokken wapen op zich afkomen en
wist dat hij doodgeschoten zou worden. Van een korte afstand schoot de man hem in
zijn borst. Even later zag Itamar zichzelf op de grond liggen – hij had een
bijna-dood ervaring.*
* Met een bijna-doodervaring (gewoonlijk afgekort tot
BDE) wordt een ervaring bedoeld in een veranderde bewustzijnsstaat tijdens
een reële levensbedreigende situatie. De mensen zijn dus bijna dood en hebben
het gevoel zich buiten het
lichaam te bevinden (uittreding), voordat de persoon
weer terugkeert in zijn pijnlijke lichaam.
In de veronderstelling dat de beide piloten dood waren werd de zwaargewonde
Itamar op een vrachtwagen gegooid. Even later lag hij onder zijn dode vriend –
iets wat hem zijn leven lang bleef achtervolgen. Itamar kwam bij op de
operatietafel waar hij onder de verblindende lampen ondervraagd werd. De
Russische arts verwijderde de geperforeerde long, hechtte de stomp met grote
nieten, waarna de patiënt op een houten bank in de kelder werd achtergelaten. Toen
hij een paar weken later nog in leven was werd Itamar overgebracht naar een cel
in de al-Mazzeh* gevangenis in Damascus.
Mezzeh gevangenis: niet langer gebruikte Syrische gevangenis die uitkijkt over de hoofdstad,
Damascus. Mezzeh (al-Mazzah of el-Mezze) is de naam van een wijk in west
Damascus. Zowel militaire als politieke gevangenen zaten in de Mezzeh
gevangenis die een infame belichaming was van onderdrukking door het Syrische
gezag. Grove schending van de mensenrechten en martelingen zijn door de
geschiedenis van de gevangenis bekend, maar vooral tijdens de regering van
Hafez al-Assad (1970–2000). Het gebouw ligt op een heuvel en dateert uit de tijd van
de Kruisvaders. De Fransen herbouwden het en gebruikte de gevangenis voor antikoloniale
strijders en politieke gevangenen.
Stemmen en geluiden droegen ver door de gangen van die gevangenis, en na
maanden van ondervragingen en langdurige eenzaamheid hoorde Itamar iemand in
het Hebreeuws schreeuwen: "Ze brengen mij weg!"
Even later kreeg ook Itamar een zak over zijn hoofd en werd naar een grote
ruimte overgebracht. Hij werd verwelkomd door 22 Israëlische officieren, de
meesten van hen piloten, die er allemaal ongezond en ongeschoren uitzagen. De
officieren, gescheiden gehouden van de rest van de gevangen Israëlische
soldaten, deelden alles met elkaar. Alles werd eerlijk verdeeld, van de olijven
tot aan de pitabroodjes toe. Ze studeerden Engels uit Syrische propaganda
boeken, speelden bridge met uit kaaspapiertjes gefabriceerde kaartjes. Op vrijdagavond
zaten ze in een grote kring en zongen Sjabbat liederen. Tijdens Pesach zongen
ze de liederen van de Hagada uit volle borst. (Zo hard dat de rest van de Israëlische
gevangenen het aan de andere kant van de gevangenis konden horen.) Van de olie
die bij de rijst zat die ze te eten kregen maakten ze een kaars, en de pit werd
gefabriceerd van gevlochten draadjes van een verband. Deze kaars werd op Holocaust
herdenkingsdag aangestoken ter ere van de zes miljoen Joden. Een van de piloten
sneed van kippenbotje een naald waarmee hij de Israëlische vlag op een wit T-shirt
naaide. Ze namen een groot risico door de 'vlag' op herdenkingsdag halfstok te
hijsen - een van de krukken van een piloot diende als vlaggenstok.
Op
Onafhankelijkheidsdag werd de 'vlag' helemaal gehesen.
Eindelijk stonden de Syriërs toe dat de krijgsgevangenen bezoek kregen van het
Rode Kruis. Pas nadat een Nederlandse priester de Israëlische gevangenen had gezien
wisten de familieleden pas dat hun mannen, vaders en zoons nog in leven waren.
1 juni 1974 was eindelijk de dag aangebroken dat ook Itamar, ditmaal zonder
blinddoek, naar het vliegveld bij Damascus gebracht werd. Een Rode Kruis
vliegtuig bracht hem met de andere krijgsgevangenen naar huis.
|
Cobra helicopter |
Itamar maakte kennis met zijn twee-maanden oude dochtertje, Lilach. Hij
onderging een zeer langdurige en intensieve behandeling en rehabilitatie.
Fysiek begon hij op te knappen, maar hij had het gevoel boven de grond te
zweven, alsof hij geen verbinding met zijn emoties had, met zichzelf als
persoon.
Vanwege zijn ene long kon hij niet langer als straaljagerpiloot
functioneren, dus werd hij helikopterpiloot.
Hij bleef aan de IAF verbonden tot
na de 1e Libanon oorlog.
Toen hij 'genezen' verklaard was besloot Itamar psychologie te gaan
studeren. Zijn proefschrift ging over de lange-termijn implicaties voor piloten
in krijgsgevangenschap. Pas tijdens zijn studie begon hij het verband te zien
tussen zijn emotionele problemen en de trauma's van zijn krijgsgevangenschap.
Hij werd hoofd van de psychologische divisie van de IAF en IDF. De 'gewonde
genezer' begon anderen helpen. Hij was in staat zijn patiënt te ontmoeten in de
plaats waar hij of zij gewond was. Het omgaan met trauma en haar
psychologische/fysieke invloeden bleek een levenslang proces. Soms zaten de slachtoffers
tijden lang emotioneel goed in hun vel en ging alles goed, totdat er iets
gebeurde, b.v. een emotionele ervaring, die de demonen uit hun hol dreef. Dan
worstelden zij opnieuw met gevoelens van pijn, namen emotionele afstand van hun
omgeving of hadden te maken met destructieve boosheid. En zat er niets anders
op dan opnieuw in therapie te gaan.
In 1998 stichtte Itamar samen met Lt. Colonel (Res) Ori Shahak en professor
Avi Ohry de Erim Balaila ('s Nachts Wakker) organisatie. De drie mannen hadden
het trauma van krijgsgevangenschap meegemaakt en wilden een netwerk creëren
voor honderden slachtoffers die emotionele en psychologische hulp nodig hadden.
Itamar Barnea is nu hoofd psychologie van NATAL*, waar hij zowel psycholoog
als onderwijzer is. Doordat alle teamleden persoonlijk trauma hebben doorgemaakt,
proberen zij vanuit hun persoonlijke pijn anderen hoop en hulp te bieden.
NATAL is een Israëlisch Trauma Centrum voor Terreur
en Oorlogsslachtoffers. De non-profit organisatie werd in 1998 opgericht met
als doel de bevolking attent te maken op het nationale psychotrauma dat
veroorzaakt is door het Arabisch-Israëlische conflict. Deze traumavorm is het
gevolg van Post-Traumatische Stress Disorder (PTSD) dat voortkomt uit nationale
trauma's. Het kunnen mensen zijn die lijden aan oorlogsstress, mensen die
gewond zijn tijdens een terroristen aanslag, kinderen die ouders hebben
verloren, of ouders die kinderen hebben verloren tijdens militaire conflicten
komen in Israël maar al te vaak voor. Deze mensen blijven langdurig worstelen
met gevoelens van pijn en lijden. Zij betalen de prijs voor het Arabisch-Israëlische
conflict, en NATAL probeert hen te helpen hun tragedies te overkomen.
|
Israelische krijgsgevangenen in Syrie |
De Geneva Conventie negerend, martelde en vermoorde
Syrië veel Israëlische krijgsgevangenen. In december 1973 kreeg een Syrische
soldaat van de minister van defensie een Medaille van de Republiek omdat hij 28
Israëlische gevangenen met een bijl gedood had, drie van hen onthoofd en het
vlees van een van zijn slachtoffers had opgegeten. Op Mount Hermon bloedden twee
Joodse soldaten dood nadat ze door de Syriërs waren gecastreerd. De IDF stuitte
op tientallen lichamen van Joodse soldaten die waren gevangen genomen,
geblinddoekt, de handen op de rug gebonden, en daarna geëxecuteerd. Syrische
krijgsgevangenen bevestigden de berichten dat hun kameraden IDF gevangenen
vermoord hadden. Van sommige Israëlische krijgsgevangen werden tijdens het
verhoor de vingernagels uitgetrokken, terwijl anderen gebruikt werden als menselijke
asbakken waarin Syrische bewakers hun sigaretten doofden.
Het hoofd van de medische dienst van de IDF bracht een
rapport uit waarin stond dat "de meerderheid van de Israëlische gevangenen
tijdens hun gevangenschap blootstonden aan zware fysieke en psychische martelingen.
De gebruikelijke martelmethodes waren stokslagen tegen verschillende delen van
het lichaam, elektrische schokken tegen de genitaliën, opzettelijke verwondingen
aan oren, brandwonden aan de benen, ophangen in pijnlijke posities en andere methodes."
Na de beëindiging van de vijandelijkheden, weigerde Syrië
de namen van de krijgsgevangenen aan het Rode Kruis te geven. Ze wilde niet
toegeven dat er Israëlische krijgsgevangenen waren, ondanks het feit dat de
mannen door lokale televisieomroepen waren gefilmd en op TV uitgezonden. De Syriërs,
die opnieuw een grote nederlaag hadden geleden, gebruikten de krijgsgevangenen als
hoofdtrofee tijdens de naoorlogse onderhandelingen.
* De Phantoms
waren de ruggengraat van de IAF tijdens de Jom Kipoer oorlog. Ieder vliegtuig
deed zo'n zes sorties per dag en vervulde bijna iedere missie die haar was
opgedragen. Bijna 100% van de strategische aanvallen werden door de F4-s
uitgevoerd, en wel zo succesvol dat Syrië lang nadat de oorlog was afgelopen
nog te kampen had met elektriciteitsgebrek. Tijdens de oorlog verloor de IAF 27
Phantoms, de meeste van hen werden getroffen door Syrisch afweergeschut.
In het boek zelf wordt uitvoerig beschreven hoe Itamar van zijn ernstige verwondingen hersteld is. Het was een groot wonder dat hij er levend van af was gekomen.