De onderstaande tekst komt van een PowerPoint presentatie tijdens de Yom haShoah bijeenkomst in Herzliah op 16 april 2015. De herdenking werd georganiseerd door ELAH.
Mijn naam is Zvi Eyal.
Ik ben op 1 november 1925 geboren als Harry Klafter. Mijn vader, Izaak Klafter,
is in 1917 vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht om aan de dienstplicht te
ontkomen. In de Lepelstraat in Amsterdam huurde hij een kamer bij een diamantslijpersfamilie,
en trouwde vervolgens met een dochter des huizes, Ester Mok, mijn moeder.
Samen met mijn zes jaar
oudere broer Manfred groeide ik op in Utrecht, waar mijn vader een fabriekje
had in haarverzorgingsproducten. We gingen naar sjoel en kregen Joodse les. Daarnaast
werd het zionisme met de paplepel ingegoten. Mijn vader was onder andere secretaris
van het Joods Nationaal Fonds, en wij kinderen werden lid van de Joodse Jeugdfederatie.
Toen de oorlog uitbrak,
zat ik op de hbs. Vanwege de Duitsers moest ik later overstappen naar de Joodse
school. Over ons uiteindelijke lot had mijn vader geen enkele twijfel. Hij was
voortdurend bezig met vluchtplannen.
Tijdens een tweede
vluchtpoging, die ons naar Noorwegen had moeten brengen, zijn we op de Lemmerboot
van Enkhuizen naar Stavoren gearresteerd. Mijn vader heeft de daaropvolgende tweenhalf
jaar in de gevangenis gezeten en is via Theresienstadt naar Auschwitz
getransporteerd en vermoord.
Mijn moeder en ik zijn in
januari 1942 naar Westerbork gestuurd. Tot de transporten begonnen, heb ik daar
in een klasje geleerd. Maar vanaf de zomer moest ik werken, onder meer bij de
bouw van barakken, in de landbouw of het ziekenhuis.
's Avonds zat ik in mijn
eentje te studeren. Begreep ik iets niet, dan waren er tientallen professoren om
me heen aan wie ik om uitleg kon vragen. Zo was dat in het kamp. Het gekke was ook
dat ik in' 43 toestemming kreeg om het kamp te verlaten en mee te doen aan de externe
examens van het Joods Lyceum in Amsterdam.
Eind '43 is mijn moeder naar
Theresienstadt gestuurd. Ik bleef achter in Westerbork en kreeg midden '44
gezelschap van Manfred, die in de onderduik werd opgepakt. Net voor de laatste
transporten zijn we samen gevlucht.
Met een heggeschaar heb
ik overdag een onzichtbare opening in het hek gemaakt en 's avonds om negen
uur, tegelijk met de sirene voor het appel, zijn we daardoorheen geglipt. We
werden ontdekt en achtervolgd maar na uren rennen, waarbij we de spoorlijn als
baken gebruikten, bereikten we tegen de ochtend Assen.
Tot de bevrijding zijn
we in Amsterdam ondergedoken.
Daarna heb ik me met mijn examenpapiertje bij de
universiteit van Utrecht gemeld om chemie te gaan studeren. Maar als snel
besloot ik dat ik naar Palestina wilde.
Ik heb me aangesloten bij
een groep van de Joodse Brigade en ben na een enerverende boottocht in juni '46
met de Biria in Palestina aangekomen. Mijn broer Manfred heeft later alija
gemaakt. Hij was een van de stichters van Elah en van Amcha.
Vanwege de Onafhankelijkheidsoorlog
en de onlusten die eraan voorafgingen, bleef de studie een tijd liggen. In december
1947 heb ik me bij de Hagana gemeld, en tijdens de oorlog ben ik als officier
in de technologische afdeling bij veel gevechten betrokken geweest.
In die tijd heb ik mijn
vrouw leren kennen, Cheftsi, die zoologie studeerde en bij dezelfde legerafdeling
was ingedeeld. We zijn in 1949 getrouwd en hebben drie kinderen gekregen, die
zelf kinderen en soms ook al kleinkinderen hebben.
Omdat ik niet mijn leven
lang in een laboratorium wilde zitten, ben ik overgestapt op medicijnen. Ik heb
me als chirurg gespecialiseerd en was jarenlang hoofd van de afdeling in
Hadassa Ein Karem, en ik doceerde als professor aan de universiteit. Dat waren
drukke jaren; zo'n beroep kan je niet uitoefenen zonder dat het je helemaal in
bezit neemt.
Wat het thema van
vandaag betreft, de schrijver Chaim Behr vertelde in een lezing dat hij
dagelijks met zijn overleden ouders praat. Dat lijkt mij een heel natuurlijk
verschijnsel. Ik ken niemand die niet leeft met zijn verleden. Mensen willen
het vervolg voelen, ze willen aansluiten in de rij der geslachten.
Ook ik spreek met mijn
ouders en vraag me af hoe zij dingen zouden hebben beleefd. Ik woon in de oude
stad van Jeruzalem en maak vaak lange wandelingen, door de Zionspoort naar de
Hinnom vallei en verder. Als ze die betoverende omgeving eens konden zien!
Heel af en toe ga ik
naar de synagoge om de hoek. Daar nodigden ze me dit jaar uit om met Simchat
Tora chatan Tora te zijn. Ook dat bracht me meteen terug bij mijn vader en
ontroerde me daarom enorm.
In 1938 was hij chatan Tora met Simchat Tora, en
hier ben ik, op de plek van mijn vaders dromen, levend in de rijke cultuur waar
hij mij als kind mee heeft laten kennismaken, en die zich hier voor mijn ogen nog
verder ontwikkelt.