Manfred
Rosenbaum was met zijn
ouders voor de 2e Wereldoorlog vanuit Berlijn naar Nederland
gevlucht. In Zaandam was hij opgegroeid en naar school gegaan, totdat de oproep
kwam om naar Westerbork te verhuizen. (Alle niet-Nederlandse Joden moesten daar
in 1939 naar toe.)
Zijn moeder was gescheiden
en naar Mandaat Palestina verhuisd. Manfred moest naar Westerbork, waar hij
Harry Klafter (Zvi Eyal) leerde kennen die in januari 1942 met zijn moeder in
kamp Westerbork aankwam. Zowel Harry als Manfred stonden op de lijst voor het
eerste transport naar Auschwitz op 15 juli 1942. Harry's moeder wist commandant
Deppner ervan te overtuigen Harry niet mee te laten gaan, en Kurt Schlesinger
was Manfred's pleitbezorger door te zeggen dat hij 'nodig' was.
(Jaren later had
Manfred spijt dat hij Schlesinger nooit bedankt had voor zijn redding. Wat
niemand zich toentertijd realiseerde – ook omdat men niet wist wat er in het
'Oosten' gebeurde – was dat als er iemand van de transportlijst werd afgehaald,
en in Westerbork mocht blijven, in zijn plaats iemand anders op transport
gesteld werd.)
Omdat hij op de
'Palestina Lijst' stond is Manfred uiteindelijk naar Bergen-Belsen
gedeporteerd. (Harry en zijn broer zijn op 4 september 1944 uit Westerbork
ontsnapt.)
Manfred kwam in
het "verdwenen transport/trein" terecht dat een week voor de
bevrijding doelloos door Duitsland zwierf totdat het bij Tröbitz door het
Russische leger bevrijd werd.
Volkomen verzwakt
van de honger en de ontberingen, kreeg Manfred weer nieuwe energie toen hij in
de buurt van de spoorlijn een kip zag lopen. Iemand anders had ook zijn zinnen
op die kip gezet, en ze vochten erom, maar uiteindelijk wist Manfred het dier
te bemachtigen. Nooit zou hij het moment en de geur vergeten van het verse,
bruine brood dat hij kreeg.
De groep
Nederlandse overlevenden werden in een aparte wagon gezet. Ze zaten op het dak
en zongen: "Oranje boven, oranje boven, leve de koningin!" Bij
Valkenberg ging de trein de Nederlandse grens over. Douaniers wilden
identificatie papieren zien, maar die hadden de Holocaust overlevenden natuurlijk
niet. "Waar ben je geboren?" vroeg de douanier. "Berlijn,"
zei Manfred. Er werd geen rekening mee gehouden dat hij in Nederland was
opgegroeid, voor de douaniers was hij 'de vijand'. De kapitein van het gevangenenkamp
verwelkomde het groepje verzwakte, uitgemergelde overlevenden met: "Jullie
zijn Duitsers, en Joden. Ik haat Duitsers, en zal jullie laten zien wat ik van
de Joden denk." Ze werden tussen de Nederlandse SS'ers en NSB'ers gezet, geslagen
en moesten allerlei zware fysieke straffen ondergaan. Gelukkig had er in het
transport ook een meester de Vries (advocaat) gezeten die het voor elkaar kreeg
dat het groepje overlevenden na twee weken vrij kon komen. 'Na deze 'Kleine Sjoa'
ervaring wist Manfred dat hij niet in Nederland kon blijven.
In 1946 probeerde hij samen met Harry als verstekeling op een sinaasappelboot
naar
Palestina te komen, die in de haven
van Amsterdam lag.
Bij de Berlagebrug namen de jongelui de eerste tram van 6 uur. Harry gooide een kwartje in het apparaat zodat de tram niet bij iedere halte zou stoppen en zij sneller bij het Centraal Station zouden aankomen.
Toen ze het schip benaderden bleek er zoveel bewaking te zijn dat het onmogelijk was om aan boord te komen.
Later deed
Manfred opnieuw een poging, waarbij het hem lukte om ongezien aan boord te
komen. Hij deed alsof hij lid van de bemanning was en begon brutaalweg in de kombuis
aardappels te schillen. Uiteraard werd hij gesnapt en van boord gegooid.
Uiteindelijk is hij met een officieel immigratie certificaat (een van de
weinige) in Palestina terecht gekomen.
Jaren later werd Manfred
uitgenodigd om samen met de overlevenden van het 'verloren
transport' een herdenkingsbijeenkomst
bij te wonen bij Tröbitz. Een van de sprekers vertelde een verhaal over een kip
waarover hij met iemand anders vocht. "Dat was ik!" riep Manfred. Na
afloop omarmden de twee mannen elkaar. Joop Melkman bleek nu Michman te heten
die in 1957 naar Israël was geëmigreerd. Voor de oorlog was hij leider van de
Zionistische Jeugdbeweging in Nederland geweest; in Israël werkte hij bij het
ministerie van onderwijs en later bij Yad Vashem. (Tegenwoordig werkt zijn
zoon, prof. Dan Michman daar.)
December 2013
De telefoon gaat
en Zvi neemt op. "Je spreekt met Manfred Rosenbaum. Ken je me nog?"
Natuurlijk kon de
verraste Zvi Manfred nog herinneren en luisterde naar de speurtocht om hem te
vinden. "Ik kende je alleen nog van de tijd dat je Harry Klafter
heette," zei Manfred. In Israël was er niemand met die naam te vinden, en
hij had bijna de hoop opgeheven toen hij een dochter van de fam. Birnbaum
(verzorgden de weeskinderen in Westerbork) ontmoette die hem wist te vertellen
dat de man die hij zocht nu Zvi Eyal heette. Het telefoonnummer was toen snel
gevonden. Samen met zijn dochter bracht Zvi toen een bezoek aan de 89 jarige
Manfred, die later een tegenbezoek bracht met zijn dochter. Het was een
bijzonder weerzien na al die jaren.
No comments:
Post a Comment